Onze Kerk: St-Jan Evangelist in Tervuren
De eerste parochiekerk van Tervuren, toegewijd aan Sint-Jan de Doper, ontstond vermoedelijk als villakerk op de 'Kapelle' in de eerste helft van de 8ste eeuw. De 'Kapelle' is vandaag mogelijk het grosso modo rechthoekige bouwblok, omgeven door de Kapellestraat, tussen de Oud Gasthuisstraat en de Tabakbergstraat.
​
In het begin van de 13de eeuw werd in opdracht van Hendrik I, hertog van Brabant, een eigen kerk gebouwd op het voorhof van zijn kasteel in de warande. De bediening schonk hij in 1227 aan de Abdij van Park in Heverlee. Vanaf 1230 zond de abdij reguliere kanunniken naar Tervuren.
De kerk werd toegewijd aan Sint-Jan Evangelist en in 1266 als moederkerk aanvaard door de bisschop van Kamerijk. Dit kerkje zit voor een deel ingebouwd in de westzijde van de huidige kerk. In de tweede helft van de 14de eeuw werd gestart met de oprichting van een nieuw, laatgotisch transept en een koor, gevolgd door de bouw van de hoofd- en zijbeuken.
​
In de loop van de 15de eeuw werd het kerkinterieur afgewerkt door onder meer het aanbrengen van muurschilderingen in het noord- en zuidtransept en van andere polychrome beschilderingen in andere delen van de kerk. Het rechthoekige koordoksaal werd voor het koor geplaatst in 1527; het werd gerealiseerd naar Mechels model door Matthijs Keldermans, op dat ogenblik stadsbouwmeester in Leuven, en zijn broer Andries die steenhouwer was.
​
Ten gevolge van vernieling en plunderingen in 1572, 1582 en 1630 voerde men midden 17de eeuw grote herstellingswerken uit en werd het interieur bepleisterd en gewit. Het praalgraf voor de Brabantse hertogen, onder meer Antoon Van Bourgondië † 1415, zijn zonen Jan IV † 1427 en Filip † 1430, werd tijdens de godsdiensttroebelen vernield. Aartshertogen Albrecht en Isabella lieten in 1621 op de plaats van het voormalige mausoleum een zwarte gedenksteen leggen. De zware gewelfbogen onder de kerktoren werden dichtgemetseld om in de twee verkregen ruimten de kapellen in te richten. Tegen de koorgevel werd door pastoor Willemaers (1721-1736) in de geest van de contrareformatie een houten "Jezus aan het kruis boven vagevuur" aangebracht.
​
De 18de eeuw kenmerkte zich door eigentijdse interieurverfraaiingen: in 1734 werd de preekstoel met iconografie van Sint-Hubertus besteld, in 1739 werd het middeleeuwse doksaal verwijderd en in 1743 kregen koor en sacristie een nieuwe vloer. Modernisering van het koor door de plaatsing van de houten lambrisering in 1752 waarbij de gotische lijst met maskerkopconsoles - op twee consoles na - verdween. De installatie van het barokke altaar in 1766 ging gepaard met het dichtmetselen van drie spitsboogvensters. Heden is nog één venster dichtgemetseld. In 1777-1778 werd de bouwvallige westtoren gesloopt en in 1780 kreeg de kerk een volledig nieuwe westgevel en een kleine dakruiter naar ontwerp van architect Wincqx; omwille van geldproblemen werd het ontwerp slechts gerealiseerd tot aan de kroonlijst.
​
In 1807 gebeurde een aanzienlijke ontmanteling van de kerk zoals de afbraak van de zeshoekige doopkapel behorend bij de romaanse kerk, sloop van het zuidportaal en de gedeeltelijke ontmanteling van het noordportaal. In 1836, gedeeltelijke uitbraak van glasramen. De uitgebroken monelen werden op vraag van de overheid teruggeplaatst. Sinds 1850-1851 werd het noordportaal hergebruikt als Heilig Grafkapel. In 1900 maakte architect Capronnier verschillende plannen om de kerk uit te breiden en te voorzien van een toren. Deze plannen werden evenwel niet uitgevoerd. Het kerkinterieur werd opnieuw geschilderd in 1915 en de oude sacristie kreeg een uitbreiding door middel van een bijgebouw.
​
Grondige restauratie van interieur en exterieur na oorlogsschade, aanbesteed in 1941 naar ontwerp van architect Chrétien Veraart en begeleid door pastoor J.E. Davidts, maar door onder meer oorlogsomstandigheden pas uitgevoerd in 1947-1950. De nieuwe doopkapel werd opgetrokken in neogotische stijl, de sacristie uitgebreid, het noordportaal vervolledigd en het belendende traptorentje verhoogd. Daarnaast werden twee dichtgemetselde koorvensters heropend en de 18de-eeuwse lambrisering verwijderd.
Tijdens de restauratie, na de verwijdering van de twee ingerichte kapellen, kwam de oorspronkelijke romaanse torenconstructie tevoorschijn. Funderingen van het doksaal van 1527 werden ontdekt, waarna het doksaal met de bewaard gebleven zuilen en een tiental sculpturale nisversieringen, zijnde de restanten van de borstwering, achteraan in de kerk herplaatst en aangevuld werd, naar verluidt met Franse steen afkomstig van de afbraak van het zuidstation in Brussel. Tijdens de ontpleistering van het interieur werden restanten van 15de-eeuwse muurschilderingen blootgelegd.
De oude gebrandschilderde ramen werden in 1951 vervangen door nieuwe ontwerpen. Sinds 1994, gefaseerde restauratie van interieur en exterieur onder leiding van architect D. Debrouwer. In 2001 startte de binnenrestauratie.
​
Bron : website onroerenderfgoed.be
Auteurs : De Vries, Birgit, Kennes, Hilde
Datum : 2015